Eerstelijns en tweedelijns behandeling van MS
De medicijnen die ziekteactiviteit van MS onderdrukken zijn te verdelen in eerstelijns en tweedelijns middelen. Eerstelijns medicijnen mogen als eerste middel gegeven worden bij MS, bijvoorbeeld interferon-bèta. Deze middelen zijn niet zo agressief en hebben daarom meestal minder bijwerkingen. Aan patiënten, die ondanks deze middelen veel aanvallen houden en/of snel verslechteren, kan tweedelijnsmedicatie voorgeschreven worden, zoals natalizumab en ocrelizumab. Deze middelen zijn in veel gevallen zeer effectief, maar kunnen ook (ernstige) bijwerkingen geven. Helaas is er ook een groep mensen met MS bij wie eerste- en/of tweedelijnsmiddelen MS niet of onvoldoende werken. Mensen zijn dan in de progressieve fase. Multidisciplinaire behandelingen, medicijnen en therapieën voor de symptomen van MS kunnen dan nog steeds de kwaliteit van leven aanzienlijk verbeteren.
Momenteel zijn de volgende eerste- en tweedelijnsmiddelen in Nederland beschikbaar:
Eerstelijns medicatie bij MS
Medicijn(en) | Toediening | Behandeling van | Werking | Werkzame stof |
Avonex®, Betaferon®, Plegridy®, Rebif® | Injectie | RRMS, CIS | Interferon beïnvloedt de werking van het afweersysteem. Zo ontstaan er minder ontstekingen in het centraal zenuwstelsel. | Interferon-bèta |
Copaxone®, Glatirameer-acetaat Mylan® | Injectie | RRMS, CIS | Glatirameer-acetaat is een mengsel van kleine eiwitten. Vermoedelijk beïnvloedt het middel de werking van het afweersysteem. Zo ontstaan er minder ontstekingen in het centraal zenuwstelsel. | Glatirameer-acetaat |
Tecfidera® | Capsule | RRMS | Het werkingsmechanisme van dimethyl-fumaraat is niet volledig bekend. Er zijn aanwijzingen dat het middel de werking van het afweersysteem verandert waardoor de ziekteactiviteit wordt onderdrukt. | Dimethyl-fumaraat |
Aubagio® | Tablet | RRMS | Teriflunomide vermindert de uitgroei van bepaalde witte bloedcellen die een schadelijke rol spelen in het ziekteproces van MS. | Teriflunomide |
Zeposia® | Capsule | RRMS | Ozanimod zorgt ervoor dat bepaalde witte bloedcellen zich niet meer vrij door het lichaam heen bewegen. Cellen blijven zitten in de lymfeklieren, waardoor minder schadelijke cellen het centraal zenuwstelsel binnendringen. | Ozanimod |
Tweedelijns medicatie bij MS
Medicijn(en) | Toediening | Behandeling van | Werking | Werkzame stof |
Gilenya® | Tablet | RRMS | Fingolimod zorgt ervoor dat er minder ontstekingscellen het centraal zenuwstelsel kunnen binnendringen. | Fingolimod |
Lemtrada® | Infuus | Actieve RRMS | Alemtuzumab beïnvloedt het afweersysteem. Het middel bindt aan witte bloedcellen die een rol spelen in MS waardoor deze afweercellen worden vernietigd. | Alemtuzumab |
Mavenclad® | Tablet | Actieve MS | Cladribine beïnvloedt de werking van het afweersysteem. Zo ontstaan er minder ontstekingen in het centraal zenuwstelsel. | Cladribine |
Ocrevus® | Infuus | Actieve MS, PPMS | Ocrelizumab beïnvloedt het afweersysteem. Het middel bindt aan een bepaald type witte bloedcellen (B-cellen) waardoor deze afweercellen worden vernietigd. | Ocrelizumab |
Tysabri® | Infuus | RRMS | Natalizumab hecht aan ontstekingscellen waardoor deze cellen minder goed het centraal zenuwstelsel kunnen binnendringen. | Natalizumab |
Mayzent® | Tablet | SPMS* | Siponimod zorgt ervoor dat bepaalde witte bloedcellen zich niet meer vrij door het lichaam heen bewegen. Cellen blijven zitten in de lymfeklieren waardoor minder schadelijke cellen het centraal zenuwstelsel binnendringen. | Siponimod |
Kesimpta® | Injectie | Actieve RRMS | Ofatumumab beïnvloedt het afweersysteem. Het bindt aan bepaalde witte bloedcellen (B-cellen) waardoor de activiteit van deze afweercellen worden geremd. | Ofatumumab |
* Het medicijn Mayzent (Siponimod) wordt alleen voorgeschreven aan personen met SPMS die naast de progressie ook aanvallen (schubs) doormaken en/of bij wie een MRI-scan nieuwe MS-laesies toont.
Bijwerkingen van MS-medicijnen
Alle ziekte-onderdrukkende MS-medicijnen kunnen milde en soms ernstige bijwerkingen veroorzaken. Milde bijwerkingen, bijvoorbeeld huiduitslag, hoofdpijn of minder energie, komen vaker voor dan ernstige bijwerkingen zoals hartklachten of leverfalen. Of en welke bijwerkingen optreden is vooraf vaak moeilijk te voorspellen. In samenspraak met de patiënt bekijkt de behandeld neuroloog wat de beste individuele behandeling is. Veranderingen in de ziekteactiviteit van MS of het optreden van bijwerkingen kunnen reden zijn om naar een andere behandeling over te stappen.
Ziekte-onderdrukkende MS-medicijnen remmen het afweersysteem, hierdoor heeft de patiënt een (iets) grotere kans op infecties en sommige vormen van kanker dan mensen die geen medicijnen gebruiken. Daarbij is er een groot verschil tussen middelen. In de regel geven middelen met een mild effect op het afweersysteem, zoals interferon-bèta, nagenoeg geen extra risico op infecties. Middelen met een sterk effect op de afweer, zoals natalizumab, zorgen voor een grotere kans op infecties. Vanwege de kans op een ernstige virusinfectie van de hersenen, progressieve multifocale leukoencefalopathie (PML) is natalizumab niet voor alle mensen met MS geschikt. PML wordt veroorzaakt door het JC-virus. Dit, normaal gesproken onschuldige, virus is bij meer dan de helft van de gezonde bevolking in het lichaam aanwezig. Bij gebruikers van natalizumab kan dit virus wél een levensbedreigende neurologische ziekte veroorzaken. Daarom wordt vóór en tijdens een behandeling met natalizumab getest of het JC-virus aanwezig is.